Boek nu

Hollandse School (17de eeuw?)

Drukte bij het bordes

Hollandse School (17de eeuw?)

1628 - 1709

Drukte bij het bordes

doek, olieverf: 55 x 53 centimeter
Datering: 1650-1729
Objectnummer: 129-1946

Schilderij uitgelicht:

Schoonmaak en/of restauratie van een kunstwerk geeft vaak meer inzicht in ontstaansgeschiedenis en identiteit van de maker. Een signatuur of monogram die zichtbaar worden en in verband kunnen worden gebracht met een specifieke kunstenaar, een verandering in de compositie die het creatieve proces inzichtelijk maakt of een onderwerp dat zich beter laat duiden. Dat ook het tegenovergestelde kan gebeuren, toont het schilderij Drukte bij het bordes. Het schilderij droeg een signatuur en datum ‘J.Linglebach fc. 1670’, maar beide bleken niet uit dezelfde tijd als de onderliggende verflaag te dateren en werden bij de recente restauratie verwijderd. G. Knuttel schreef al in 1926 in zijn Gids met beknopte catalogus van de schilderijen en teekeningen dat de signatuur en het jaartal als vals moesten worden beschouwd, wat nu door de restauratie is bevestigd. Mede hierdoor werd het nu belangrijk om uit te zoeken in hoeverre deze valse signatuur verwijst naar de oorspronkelijke auteur.

Johannes Lingelbach (1622-1674) kennen wij als een veelzijdig kunstenaar: hij vervaardigde landschappen met italianiserende motieven, bambocciesque straatscènes, voorstellingen met soldaten, ruiters, jagers, maar ook stadsgezichten, stranden, marines en portretten. Een schilderij als dat van Bredius met aandacht voor zowel een gezicht in een Hollandse stad (met op de achtergrond een aan het Amsterdamse stadhuis verwant gebouw), als voor een Hollands genretafereel, kennen wij echter niet van hem. Vergelijking met zijn werk – en vooral de figuren daarin – toont aan dat Bredius’ schilderij geheel afwijkende types laat zien; de man met de zeis herinnert enigszins aan figuren van Jan Asselijn (ca. 1610-1652) of Jan Baptist Weenix (1621- 1659/61), aan wie het in 1945 door Knuttel werd toegeschreven. De man in het groene jak met een kalotje op het hoofd (ongebruikelijk voor buitenshuis) vertoont sterke overeenkomst met portretten van Joost van den Vondel. Alleen het rijtuig met paarden, koetsier en palfrenier komen ook voor in het werk van Lingelbach, bijvoorbeeld het schilderij in het Amsterdamse op Rijksmuseum (inv. nr. SK-A-224).

Er zijn nog enkele andere opmerkelijke kenmerken te zien in dit schilderij. De kostuums lijken op het eerste gezicht consistent met het inmiddels verdwenen jaartal 1670. De jurk van de vrouw op het bordes dateert uit de tweede helft van de jaren 1660, evenals haar haardracht. De man naast haar draagt de broek van een ‘Rhingrave’ kostuum uit het midden van de jaren 1660, het jasje is echter afwijkend. Het mist de opengespleten mouwen, de kraag is vierkant en lijkt een tiental jaren vroeger te dateren. Het kapsel van de vrouw in de koets toont de stijl van kort na 1650, evenals het kostuum van de palfrenier. Meest in het oog springend is de in het blauw geklede page. Deze heeft een degen omgehangen, iets wat zeer in tegenspraak is met zijn functie. Het is ook niet de degen van de man op het bordes, want die draagt er al een. Het puntje ervan is nog juist onder zijn broek zichtbaar.

De modellering van een aantal details, bijvoorbeeld de handen van de twee landslieden, het aapje, de hond, de benen van de page en de architectonische versieringen, is niet geheel geslaagd te noemen. Ook de koepel staat niet goed op het dak van het gebouw op de achtergrond. De perspectivische verkorting daarentegen, is geheel volgens de regels uitgevoerd.

Gelet op bovenstaande tegenstrijdigheden bestaat er mijns inziens geen verband tussen dit schilderij en het werk van Johannes Lingelbach. Deze toeschrijving kan dan ook definitief worden verworpen. Eerder lijkt het een compilatie van zeventiende-eeuwse motieven. Bij de recente restauratie is vastgesteld, dat de verflaag stabiel is. Dit wijst op een datering van het schilderij in de zeventiende of mogelijk vroege achttiende eeuw. De suggestie van Albert Blankert in de catalogus van 1991 dat het mogelijk een negentiende-eeuwse imitatie betreft, moet daarom van de hand worden gewezen. Materiaal-technisch onderzoek, onder andere naar de gebruikte pigmenten, zou een nog nauwkeuriger datering kunnen opleveren. De schrijfwijze van de valse signatuur ‘Linglebach’ is opmerkelijk en kan naar een Franse achtergrond verwijzen.

MARIJKE C. DE KINKELDER

Zoom in