
Rembrandt
Christus en buste
Met inkt op een los blaadje, even groot als de tekening: ‘de Grimmenise Sluys tot Amsterdam van ’t Rokin te zien’ en ‘J. Ruijsdaelf 1650’; met potlood: ‘fval / AA0Ø’. Dit blaadje was vroeger blijkbaar geplakt op de achterzijde van de tekening. De locatie werd precies aangeduid door Lugt. Vanaf de Langebrug over het Rokin kijkt men links in de Langebrugsteeg. In het midden de Grimnessesluis (= brug) over de Grimburgwal. Rechts de drie eerste huizen op de Oude Turfmarkt. Achter de huizen rechts steekt het torentje uit van de Gasthuiskerk. Ruisdael zelf woonde in 1657 vlakbij het afgebeelde punt, namelijkop het Rokin direct om de hoek van de Dam. Als het blad inderdaad van 1650, het jaartal van het bijschrift, dateert, woonde Van Ruisdael misschien toen reeds in Amsterdam, d.w.z. zeven jaar eerder dan men als zeker aanneemt. Rembrandt of een zijner leerlingen tekende de Grimnessesluis vanafde andere zijde. De belangstelling van Ruisdael en Rembrandt voor dit punt is merkwaardig, als men weet dat een andere tijdgenoot het (de aldervuylste en de leelyckste hoeck der stadt’ noemde, waar ‘de huysensvan alle sijden soo mismaeckt staen of se daer needer bij provisiegesmeeten waren’. Rosenberg merkte op dat cat.nr. T 15 als ”reines Strassenbild’ vrijwel een unicum is in het getekende oeuvre van de meester. Verder prijst hij de techniek waarmee de kunstenaar een ‘unübertrefflich feinenatmosphärischen Wirkung’ bereikte.
Zoom inVan de witte dekverf, die een correctie in de arm van de liggende man afdekte, zijn slechts resten over. Bij de restauratie in 1977 werden o.a. schimmelvlekken, zichtbaar op de afbeelding bij De Wit, door bleking verwijderd. Door Knuttel ‘een vroeg werk’ genoemd, door Benesch ca. 1653 gedateerd. De discipelen van de profeet Elisa hakken hout bij de Jordaan. Een geleende bijl valt daarbij in het water. Elisa snijdt een stuk hout af en werpt het naar de plek waar de bijl is verdwenen. Elisa zegt: ‘Neem het op. De ander strekte zijn band uit en greep het’ (II Kon. 6:1-7).
Zoom inDoor Benesch, die een kopie te Brunswijk vermeldt, ca. 1657 gedateerd. Hoewel als Saul bij de heks van Endor’ geïdentificeerd in cat. Kleykamp 1915 en nadien steeds sinds Knuttel 1926, toch waarschijnlijk ook het blad dat bij Van Gelder 1922 wordt aangeduid als: ‘Rembrandt, Corps de Garde’. Afgebeeld is een episode uit 1. Samuel 28. Saul als veldheer is bevreesd voor het leger der Filistijnen. Hij laat zich dan een vrouw te Endor aanwijzen ‘die een waarzeggende geest heeft’. Op andere afbeeldingen van dit verhaal is steeds de spectaculaire episode weergegeven waarin de waarzegster de reeds overleden Samuel laat verschijnen, die aan Saul niets dan ongeluk voorspelt. Rembrandt heeft het huiselijker vervolg in beeld gebracht. De vrouw biedt het gezelschap voedsel aan, waar Saul pas na veel tegenwerpingen op in gaat: ‘en zij nam meel, en kneedde het, en bakte daar ongezuurde koeken van. En zij bracht ze voor Saul en zijn knechten en zij aten’ (1 Samuel 28:24-25).
Zoom inZilveren miniatuur inkstel. Bestaand uit plateau met pennenkoker, een inktpot en een strooibus
Zoom inHelder, kleurloos glas. Vierkante verdikte voet, de onderzijde in stervorm geslepen. Stam met knoop. Eivormige kelk, geslepen in facetten en met diamantpunten. Rondom het midden van het lichaam een guirlande van bladeren of kelkkalfjes. De rand is voorzien van een zilveren band met twee leeuwenkoppen en ringen. Het deksel ontbreekt.
Zoom inHelder, kleurloos glas. Gefacetteerde gewelfde voet met brede geschulpte rand, die is geslepen met ruiten rondom. De stam is achtkantig gefacetteerd, met twee knopen. Cilindrische houder, achtkantig gefacetteerd met in het midden een gefacetteerde rand. De vetvangers zijn verschillend. De bijbehorende vetvangers a 2, b 2, c 2 zijn vierkant van vorm, met geschulpte rand, en gefacetteerd met ruiten rondom. De vervangende vetvanger d 2 is licht uitbuigend, heeft een ronde vorm met geschulpte rand, en is gefacetteerd. Vetvanger e 2 heeft een sterk uitbuigende en ronde vorm, met geschulpte rand en is gefacetteerd. Vetvanger f 2 is zeshoekig, licht uitbuigend, met geschulpte rand en facetten. In Engeland werden glazen kandelaars met één kaarsenhouder al aan het eind van de zeventiende eeuw gemaakt. Vermoedelijk waren ze in de achttiende eeuw vrij zeldzaam; de metalen kandelaar werd meer benut. De glazen kandelaar had grotendeels dezelfde vormentaal als het meer gebruikelijke metalen exemplaar, maar had echter één groot voordeel: het glas zorgde voor talloze reflecties in het kaarslicht, waarbij de gespleten lichtbundels als een regenboog het vertrek oplichtte, wat bij een metalen kandelaar niet gebeurde. Op een handelskaart uit ca. 1765-1770 van William Parker – die zijn eigen zaak ‘William Parker’s Glass House’ aan Fleet Street in Londen had – zijn enkele geslepen kandelaars te herkennen, die sterke overeenkomst vertonen met het zestal kandelaars van Bredius. De sterk gewelfde voet met ruitmotief, de cilindrisch gefacetteerde houder en de losse vetvanger komen zowel bij de kandelaars van Bredius als die van Parker (afb. 7) voor, maar ook de stam met puntige knoop van een ander exemplaar van Parker (afb. 8) komt overeen met de kandelaar van Bredius. Vanwege hun kwetsbaarheid hebben weinig geslepen glazen kandelaars de tand des tijds overleefd en zijn derhalve uiterst zeldzaam.
Zoom in