
Steen, Jan
Sater en de boer
Sater en de boer
Paar in slaapvertrek
Tobias en de engel
Allegorie op de dood (?)
Rederijkers
Beschonkenen buiten Voorschoten
Aanbidding der herders
Huwelijksnacht van Tobias en Sarah
De woede van Ahasverus
Dit werk illustreert een fabel van de Griekse schrijver Aesopus. Een boer ontmoet in het bos een sater en neemt hem mee naar huis. De sater ziet hoe de boer zich in de handen blaast om die te warmen, en dan over de soep blaast om die te koelen. Hij is dan zo onthutst over de inconsequentie van de mensen, dat hij terug het bos in vlucht, Dit was een geliefd verhaal in de 17e eeuw zowel bij schilder (Jordaens) als schrijvers (Vondel: Warande der dieren, 1617).
Jan Steen heeft meerdere versies van deze fabel geschilderd. Wat de mensen van die tijd waarschijnlijk aantrok, was de moraal van de dubbelzinnige mens: met dezelfde handeling wil hij twee tegengestelde doelen bereiken.
Steen toont zich hier zeer effectief in het uitbeelden van een kleine ruimte vol mensen, die toch compositorisch eenheid vormen. Door blikken en handgebaren richten de mensen zich tot elkaar. De hoofdfiguren staan bijna monumentaal groot in het vlak, wat ongewoon is voor Steen. De twee jongens rechts komen in meer werken van hem voor en zijn misschien zijn zoons.
Jan steen leerde, behalve bij Knfupfer, bij de landschapsschilder Jan van Goyen, wiens dochter Margriet hij huwde. Zij, en hun kinderen waren zijn leven lang favoriete modellen van Steen.
Hier kijkt een oude man met rode neus onder het hemd van een niet onwillige jonge vrouw. Op afbeeldingen van echtparen van ongelijke leeftijd is meestal zoiets als een geldbuidel te zien, die als verklaring moest dienen. Hier is dat niet het geval. Het is ook mogelijk dat het hier om een bordeelscène gaat: de rode kleding van de vrouw kan dat zeker suggereren. De pijp in de pot wijst ook daarop: ‘een pijpje uitkloppen’ is een oud eufemisme voor boordeelbezoek.
De fles drank en de rode neus duiden op onmatig drankgebruik; het vuurtestje, de sloffen en de kousen zijn te begrijpen als seksuele toespelingen.
De Nederlandse caravaggist Stom of Stomer werkte in Italië. Van zijn hand zijn meer dan 150 schilderijen bekend, dit is een van de weinige gesigneerde werken. Twee scènes uit het apocriefe Bijbelboek Tobit zijn uitgebeeld. Op de achtergrond tekst Tobias junior met behulp van zijn beschermengel Rafaël een gevaarlijke vis uit het water. Op de voorgrond braden ze deze boven het vuur, maar behouden de ingewanden. Deze komen later van pas om een boze geest te verdrijven, zoals uitgebeeld in het Jan Steen schilderij ‘de huwelijksnacht van Tobias en Sarah’.
Zoom inWas Hendrick Aerts niet zo jong gestorven, dan zou hij de grootste architectuurschilder van zijn generatie zijn geworden. Nu kennen wij van hem alleen maar vier gesigneerde schilderijen.
Eén van die schilderijen moet ergens tussen 1860 en 1897 in tweeën zijn gesneden. Het rechter gedeelte werd in 1931 door Abraham Bredius verworven. Van het linker gedeelte was bijna een eeuw lang alleen maar een foto bekend.
Pas toen twintig jaar geleden Bernard Vermet onderzoek deed naar Hendrick Aerts, zag hij dat deze twee schilderijen bij elkaar moesten horen.
Samen vormen zij de Allegorie op de ouderdom en de dood. Er is zelfs een tegenhanger van dit stuk. Dat is de Allegorie op jeugd en de liefde uit het Rijksmuseum. Beide werken dateren uit 1602 en hebben dezelfde breedtemaat. Bovendien bevonden al deze schilderijen zich in de 19de eeuw in Zweden. Dat was bekend van zowel het Rijksmuseum stuk, als van het Bredius schilderij. Maar verrassend genoeg werd het ontbrekende deel aangekocht van een Zweedse familie, die het al generaties lang bezat.
Waarom het schilderij doormidden is gesneden staat nergens beschreven. Maar het antwoord laat zich raden. In de tijd van Aerts waardeerde men de symboliek van leven Roelant Saverij (ca. 1576-1639) en dood, maar in latere tijden vond men afbeeldingen van de dood niet aantrekkelijk. Het rechterdeel van het schilderij maakte het stuk eigenlijk onverkoopbaar. Beter dus om de oude man die door de dood naar zijn graf wordt gedragen eraf te snijden. Daardoor werd het linkerdeel veel beter verkoopbaar. Om de verhoudingen te laten kloppen, haalde men er van de bovenkant ook nog een stukje af. Nu had men een mooi aantrekkelijk schilderij. Overbleef het rechterdeel. Dat werd ook op maat gemaakt en apart verkocht.
De twee delen zijn opgehangen over de reconstructietekening die Bernard Vermet ooit maakte. Aan de zijkanten is goed te zien dat de omslagen van het doet ook nog beschilderd zijn. Ze zijn ook lichter van kleur omdat ze in de lijst zaten en niet zo vuil geworden zijn als de rest van het schilderij. Wanneer de omslagen weer zouden worden uitgelegd, ontbreekt er maar een heel klein strookje tussen de schilderijen. Boven en onder mist meer. Eigenlijk op dezelfde plaats als bij de Jan Steen.
Hendrick Aerts is uiterst zeldzame schilder. We kennen nauwelijks werk van hem, en over zijn leven is ook vrijwel niets bekend. Alleen dat hij is gestorven in Gdansk in 1603. De kwaliteit en stijl van zijn architectuurschilderijen duiden op een leertijd bij Paul Vredeman de Vries. Vermoedelijk werkte hij met hem in Gdansk en in Praag aan het hof van keizer Rudolf II.
Meer over dit schilderij in
Museum Bredius: Catalogus van de schilderijen en tekeningen
Zoom inHet apocriefe boek Tobias is onderwerp van dit schilderij. Tobias was een goed en vroom man tijdens de joodse ballingschap in Assyrië, te Ninevé, die als een soort Job op de proef gesteld werd. Zo verloor hij niet alleen zijn bezittingen maar ook, toen hij een dode had begraven en van vermoeidheid op het kerkhof in slaap was gevallen, het gezichtsvermogen doordat een zwaluw zijn drek in zijn oog liet vallen.
Tobias had een zoon met dezelfde naam. Toen de vader dacht dat hij gauw zou sterven, stuurde hij de zoon erop uit naar Perzië om tien pond zilver die hij vroeger uitgeleend had, terug te vorderen. De jonge Tobias trok naar Perzië, samen met een reisgezel waarvan hij niet wist, dat het de aartsengel Rafaël was. Onderweg bij de Tigris vingen zij een gevaarlijke mensen-verslindende vis. Op aanraden van de engel bewaarde Tobias het hart, de gal en de lever van het ondier.
Zo kwamen zij bij de schuldenaar, een man uit Tobias’ eigen geslacht die een dochter had, voorbestemd om Tobias te huwen. Deze dochter Sarah had reeds zeven mannen gehuwd, die allen in de huwelijksnacht door een boze demon gedood waren.
Tobias trouwde met haar en bracht een angstige huwelijksnacht biddend door. Toen de demon verscheen legde hij een stukje van de lever van de vis op het vuur en Rafaël (zijn naam betekent ‘God geneest’) nam de demon gevangen en bracht die naar de Egyptische woestijn. Zo kwam alles goed, en bij terugkomst werd ook de oude Tobias genezen door het wonderbaarlijke geneesmiddel. Dit verhaal was al in de middeleeuwen zeer populair in ons land.