Abraham Bredius
Abraham Bredius (1855-1946) was meer dan een verzamelaar en mecenas. Hij was een groot kunstkenner en baanbrekend kunstonderzoeker. En dat in een tijd waarin de universitaire studie kunstgeschiedenis nog niet in Nederland bestond. Maar Bredius had geluk. Op jonge leeftijd ontmoette hij in Rome de beroemde Berlijnse museumdirecteur Wilhelm Bode. Deze raadde hem aan zich te verdiepen in de Nederlandse schilderkunst en daarover gegevens te verzamelen. Een raad die een weldaad zou blijken voor het Nederlandse culturele erfgoed.
Zo werd Bredius student met als universiteit de wereld. Hoogleraren waren de schilders uit de zeventiende eeuw zelf. Als erfgenaam van een aanzienlijk fortuin kon hij reizen naar hartenlust. Hij bezocht musea en privéverzamelingen van Rusland tot Amerika. Door heel Europa leerde hij handelaren en veilingmeesters kennen.
Bredius begon zelf schilderijen te verzamelen en leerde van zijn aankopen – de beste leerschool. Hij was vermogend en gepassioneerd, maar een vasthoudend kunstvorser was hij ook. Op eigen kosten stuurde Bredius fotografen de wereld door om foto’s van schilderijen te maken. Ook kon Bredius weken achtereen doorbrengen in archieven om doopregisters, overlijdensaktes, gildeboeken of nalatenschappen van schilders en verzamelaars na te pluizen en te transcriberen.
Het resultaat van dit bronnenonderzoek publiceerde hij later in zijn Künstler-Inventare (1915-1922). Talloze artikelen schreef hij ook voor het kunsthistorische tijdschrift Oud Holland, waarvan hij vanaf 1886 tot aan zijn dood de redactie voerde.
Abraham Bredius maakte snel naam en werd benoemd tot onder-directeur van het Nederlands Museum van Geschiedenis en Kunst, het latere Rijksmuseum. Op 33-jarige leeftijd ontving hij van de universiteit te Giessen een eredoctoraat (er zouden er nog twee volgen). Een jaar later in 1889, werd Dr Abraham Bredius, de jongste directeur van het Mauritshuis ooit. Tijdens zijn directoraat van 20 jaar verrijkte hij het Mauritshuis met maar liefst 127 schilderijen, waaronder het Puttertje van Carel Fabritius en het Meisje met de parel van Johannes Vermeer, dat thans geldt als het icoon van het Mauritshuis.
In 1927 verscheen van zijn hand een schitterende uitgave over de schilder Jan Steen met 100 fotogravures. Maar op zijn Rembrandtboek uit 1935 was Bredius het meest trots. Het was het eerste boek ter wereld waarin alle tot dan toe bekende schilderijen van Rembrandt bijeen waren gebracht: niet minder dan 614. Helemaal verguld was Bredius toen hij in datzelfde jaar op zijn 80ste verjaardag werd benoemd tot grootofficier in de orde van Oranje-Nassau.
Na zijn dood legateerde Bredius alle bruiklenen aan de diverse musea waarin hij ze had ondergebracht. Het Rijksmuseum kreeg er 43, het Mauritshuis 25, de gemeente Den Haag mocht zijn privécollectie behouden. De verzameling Bredius is nog steeds te bewonderen in Museum Bredius. Zij het dat in 1990 het pand Prinsegracht 6 werd verruild voor een voormalig stadspaleis aan de Lange Vijverberg 14 – recht tegenover het door Abraham Bredius zo geliefde Mauritshuis.