Borch, Gerard ter (II) (omgeving van)
Vrouw bij kaarslicht
In zijn catalogus van de collectie Bredius uit 1978 vermeldde Albert Blankert al dat dit schilderijtje vroeger – bij Bredius zelf – op naam stond van Gerard ter Borch II, maar dat Sturla Gudlaugsson het in zijn baanbrekende monografie over die kunstenaar (uit 1960) uit diens oeuvre had verwijderd. Om onduidelijke redenen associeerde Gudlaugsson het schilderijtje van Bredius met werk van de Leidse fijnschilder Pieter Cornelisz. van Slingelandt (1640-1691) en (vermoedelijk vanwege het onderwerp) met tekeningen van Geertruydt Roghman (1625-1651/57). Blankert hield de naam Van Slingelandt aan, maar ging nog een stap verder en suggereerde dat het schilderijtje ‘even goed […] een latere, wellicht 18de -eeuwse navolging’ kon zijn. Recente schoonmaak en restauratie toonden echter aan dat het hier zonder enige twijfel een zeventiende-eeuws werk betreft en ook werd de relatief hoge kwaliteit meer dan duidelijk. In weerwil van Gudlaugssons conclusies lijkt dit paneeltje toch in de directe omgeving van Gerard ter Borch II geplaatst te moeten worden. De afgebeelde vrouw vertoont een sterke gelijkenis met een model dat op diverse schilderijen van Ter Borch uit de jaren 1650 voorkomt, onder meer op De spinster van omstreeks 1653 uit de collectie Van der Vorm in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. De houding van de handen van Bredius’ Naaister doet sterk denken aan die van de jongen die een hond vlooit op een schilderij van Ter Borch in de Alte Pinakothek te München, dat omstreeks 1655 ontstond. De schilderwijze van Bredius’ paneel wijkt echter af van die van Ter Borch zelf, dus moeten we aannemen dat het schilderijtje van de hand is van een kunstenaar uit zijn directe omgeving.
Omstreeks het midden van de jaren 1650 was de later bijzonder succesvolle schilder Caspar Netscher in de leer bij Gerard ter Borch. Werk van Netscher uit die jaren is niet met zekerheid aan te wijzen, maar onder andere uit vroege portretten en genrestukken van zijn hand blijkt duidelijk de sterke invloed van zijn leermeester. Een toeschrijving van Bredius’ Naaister aan Netscher kan vooralsnog niet meer dan hypothetisch zijn, maar niettemin straalt een schilderijtje als zijn Kantkloster uit 1662 in de Wallace Collection in Londen beslist een zelfde sfeer uit. Het heldere coloriet van dat schilderij contrasteert weliswaar als dag tegenover nacht met Bredius’ Naaister bij lamplicht, maar de serene aandacht voor het handwerk van beide vrouwen is volledig overeenkomstig. Daarbij zijn de weergave van de plooival van de dikke stof van hun mouwen en vooral die van hun vlezige handjes vrijwel identiek.
FRED G. MEIJER
Zoom in