School van Rembrandt
Jozef en zijn vader (?)
In de positie van het linker been van de jongeling een half weggewerkte wijziging. Hofstede de Groot en Valentiner namen het blad op in hun oeuvrecatalogi van Rembrandts tekeningen, waarbij de eerste een datering ca. 1650-55 voorstelde, de tweede ca. 1652. Knuttel noemde een ontstaanstijd ca. 1640-45, De Wit (zich baserend op Valentiner) ca. 1652. Nadien door Slive eveneens ca. 1650 gedateerd en besproken in een reeks tekeningen waarvan hij vond dat Benesch ze ten onrechte niet had opgenomen in zijn Complete Edition van Rembrandts tekeningen. Hij zet m.i. overtuigend uiteen dat het een goed en eigenhandig blad is, zij het dan dat hij de linker hand van de zittende man ‘clumsy’ vindt en de partij rond de handen van de staande man ‘difficult to read’. Ik wil hierbij aantekenen niet te begrijpen waarom Benesch deze prachtige tekening afwees, en wel de onhandige krabbel cat.nr. T 11 als eigenhandige Rembrandt kon aanvaarden. Voor de voorstelling heeft men drie titels gevonden, die elk zonder voorbehoud aanvaard zouden zijn geraakt, als de andere twee niet even plausibel zouden lijken. Vanwege de costumering, met name van de zittende man, zal in elk geval een bijbelse voorstelling bedoeld zijn. Jacob doet alsof hij zijn broer Esau is en laat zich door zijn blinde vader Isaac de zegen geven (Gen. 27: 18-30; DIAL 71C4). Dit is de interpretatie van F. Saxl, meegedeeld door Kruse (1920). In de handen en armen van de staande jongeman zijn duidelijk diverse houdingen en/of bezigheden aangeduid en uitgeprobeerd. Saxl meende hierin te zien hoe Isaac zijn vader de maaltijd brengt. Ik dacht twee opeenvolgende momenten te herkennen: a) Jacob trekt de vellen van de geitebokjes als ‘handschoenen’ aan; b) hij strekt zijn aldus beklede handen uit naar zijn wantrouwende vader om deze te laten voelen dat hij ‘echt’ Esau, met diens dik behaarde huid, voor zich heeft. Volgens de bijbeltekst echter trekt niet Jacob zelf, maar zijn moeder Rebecca (de aanstookster tot het bedrog) deze vellen over Jacobs handen (Gen. 27:16). Verder merkte Slive op dat op afbeeldingen van deze ‘Zegening’ Isaac niet zittend op een zetel, maar in bed placht te worden afgebeeld. De enige uitzonderingen hierop die ik aantrof zijn een aan M. Stoop toegeschreven schilderij in een particuliere verzameling en, op zeer duidelijke wijze, een paneel van de in 1533 overleden Jacob Cornelisz van Oostsanen (afb. T 5A). Als op de tekening inderdaad Gen. 27:18-30 is weergegeven, dan baseerde Rembrandt zich wellicht, zoals hij dat vaker deed, op een eveneens 16de eeuwse prent. (1906) werd aanvaard door Kruse (1920). Tobias geneest door, op aanraden van de beschermengel die hem begeleidt, de gal van de grote vis op zijn vaders ogen te leggen (verg. cat.nr. 161). De variaties in de armen van de jongeman zouden dan manipulaties met deze gal kunnen voorstellen. Er is mij echter geen enkele (andere) ‘Genezing van Tobias’ bekend waarop men iets met de gal ziet gebeuren. Afbeeldingen van deze episode zien er altijd uit ds een genezing door loutere handoplegging. Alleen op een tekening van Buytewech rust(en) Tobias’ hand(en) nog niet op zijn vaders ogen, maar bewegen zij zich er naar toe, net zoals op ons blad lijkt te gebeuren. Van de gal echter, is ook op Buytewechs tekening niets te zien. Verder ontbreekt op ons cat.nr. T 5 de engel, die steeds mee aanwezig is op afbeeldingen van ‘Tobias’ genezing’, behalve in één geval, ook een tekening van Rembrandt. Ook op dat blad echter zien wij Tobias’ hand zijn vaders hoofd betasten. Jozef vertelt zijn dromen (Gen. 37:5-11; DIAL 71 D 114). Deze betiteling werd, met een vraagteken, voorgesteld door Hofstede de Groot in 1906. Daarbij opperde hij ook dat de jongeman de oude wellicht koelte toewuift met een bos grote veren. Valentiner aanvaardde de titel ‘Jozef verklaart zijn dromen’, maar zag ‘Jozef’ slechts verklarende gebaren maken. Ook Slive opteerde voor ‘Jozef vertelt zijn dromen’, met de opmerking dat de jongeman met zijn armgebaren wellicht aanduidt hoc hij (Jozef) droomde dat de korenschoven van zijn broers bogen voor zijn eigen schoof, die rechtop bleef staan. Ook kan bedoeld zijn dat Jozef de droom vertelt, waarin de zon de maan en elf sterren voor zijn eigen ster bogen. Ik ken geen (andere) afbeelding van ‘Jozef vertelt zijn dromen’ waarop niet, behalve zijn ouders (op ons blad: de oude man en de over zijn stoel leunende vrouw) ook nog andere gezinsieder, zijn afgebeeld. Jozef vertelde zijn dromen aan zijn broers. Pas daarna trad zijn ongeruste vader op: ‘en zeide tot hem: wat voor een droom is dat, dien gij gehad hebt? Zullen soms ik, uw moeder en uw broers komen ons voor u ter aarde neer te buigen?’ (Gen.: 37:10-11). Het lijkt mij zeer waarschijnlijk dat op ons blad dit moment is weergegeven.
Zoom in